Bosrandroofvlieg

Bosrandroofvlieg (Neoitamus cyanurus)

Betekenisnaam: Roofvliegen danken hun naam aan het feit dat ze als roofdieren jagen op andere insekten, die ze met hun steeksnuit gif inspuiten. De bosrandroofvlieg houdt zich graag aan bosranden op. Het woord vlieg werd vanouds gebruikt voor allerlei vliegende dieren. Het is verwant met woorden als vlucht en vleugel en voert terug op het Protogermaanse woord flugo. Het voorvoegsel neo in Neoitamus zal ‘nieuw’ betekenen, maar de verdere betekenis van de geslachtsnaam heb ik nog niet weten te achterhalen. Cyanurus verwijst naar de kleur blauw, omdat het achterlijf en met name de legboor van de vrouwtjes een blauwe gloed heeft.

De bosrandroofvlieg voelt zich thuis aan de rand van het bos, maar kan ook in de tuin aangetroffen worden. Zolang er maar een combinatie is van bomen en open ruimte. De naam klinkt gevaarlijk, maar met zijn steeksnuit zal hij niet de menselijke huid kunnen doorboren.

Eukaryoten – Unikonta – Obazoa – Opisthokonta – Holozoa – Filozoa – Dieren – Eumetazoa – ParaHoxozoa – Bilateria – Nephrozoa – Protostomia – Ecydsozoa – Panarthropoda – Tactopoda – Geleedpotigen – Pancrustacea – Zespotigen – Insecten – Dicondylia – Pterygota – Metapterygota – Neoptera – Eumetabola – Endopterygota – Panorpida – Antliophora – Tweevleugeligen Vliegen – Asilomorpha – Asiloidea – Roofvliegen – Asilinae – Asilini – Neoitamus

Plaats een reactie