Avondkoekoeksbloem (Silene latifolia subsp. alba)
De naam koekoeksbloem is vanwege het hoogtepunt van de bloei, dat samen zou valen met de jaarlijkse terugkeer van de koekoek in Nederland. In de praktijk valt dit echter zelden samen. Het zou ook te maken hebben met het schuim van de schuimcicade, dat vaak op de plant voor zou komen, en dat soms koekoeksspuug wordt genoemd. Maar waarom dat koekoeksspuug heet…?
We noemen dit de avondkoekoeksbloem, omdat de bloemen ’s avonds geopend zijn. Feitelijk openen ze zich vaak al in de loop van de middag, en bij bewolkt weer soms nog eerder.
De naam silene zou afkomstig zijn van het Latijnse Silenus, een dronken metgezel van Bacchus. De vaak bolle kelk van de silene zou doen denken aan de beker waar Silenus uit dronk. Of, volgens anderen, aan de bolle buik van Silenus, die vaak als corpulente man werd afgebeeld op schilderijen. Het woord silene, en mogelijk ook de naam Silenus, zou ook van het Griekse sialon kunnen komen, dat ‘speeksel’ betekent. Dit vanwege het ‘spuug’ dat op onder andere de koekoeksbloem kan voorkomen, door de larve van de schuimcicade.
Latifolia is samengesteld uit de Latijnse worden latus (‘breed’) en folium (‘blad). Alba betekent ‘wit’.
De avondkoekoeksbloem komt algemeen in Nederland voor, maar toch beduidend minder dan de dagkoekoeksbloem. De plant is tweehuizig: er bestaan dus vrouwelijke en mannelijke planten. De avondkoekoeksbloem wordt tot 1 meter hoog, en is meestal eenjarig maar soms ook meerjarig. De plant is heel licht giftig, maar volgens sommigen zijn de bloemetjes wel eetbaar. De plant is al vroeg in Amerika geïntroduceerd en wordt door de Ojibweg (een inheems Amerikaans volk) als medicijn gebruikt.
De witte variant is één van twee ondersoorten, en de enige die in Nederland voorkomt. De andere ondersoort heeft een meer Mediterrane verspreiding.
Eukarioten – Diaphoretickes – Archaeplastida – Planten – Streptophyta – Phragmoplastophyta – Landplanten – Polysporangiophyta – Vaatplanten – Euphyllophyta – Zaadplanten – Bedektzadigen – ‘nieuwe’ Tweezaadlobbigen’ – Geavanceerde tweezaadlobbigen – Superasteriden – Caryophyllales – Caryophyllineae – Anjerfamilie – Silenoideae – Silene


