Betekenis naam: Het bleeksporig bosviooltje groeit graag in loofbossen en de spoor (het conische uitsteeksel aan de achterkant van de bloem) is relatief bleek van kleur. Viooltje en Viola betekenen ‘violet’, de kleur die het meeste voorkomt in dit geslacht. De naam is echter bij de plant begonnen: het woord is afkomstig van het Griekse (w)ion, dat ‘welriekende plant’ betekent. Riviniana is een eerbetoon aan Augustus Quirinus Rivinus (gelatiniseerde naam van August Bachmann), een Duitse arts en botanist (1652 – 1723).
Het bleeksporig bosviooltje komt vrij algemeen voor in voedselrijke loofbossen. In Nederland vinden we ook het zeldzamere donkersporig bosviooltje, met wie deze soort ook nog een hybride kan vormen. Zoals veel viooltjes heeft ook dit viooltje eetbare bloemen.
Eukarioten – Archaeplastida – Planten (Viridiplantae) – Streptophyta – Phragmoplastophyta – Landplanten – Polysporangiophyta – Vaatplanten – Euphyllophyta – Zaadplanten – Bedektzadigen – ‘nieuwe’ Tweezaadlobbigen – Geavanceerde tweezaadlobbigen – Pentapetalae – Superrosiden – Rosiden – Eurosiden – Fabiden – COM-clade – Malpighiales – Parietal clade – Viooltjesfamilie – Violoideae – Violeae – Viooltje – Viola sect. Viola



