Gewone ossentong (Anchusa officinalis)
Betekenis naam: De bladeren van de gewone ossentong zijn tongvormig en ruw behaard, vandaar waarschijnlijk de associatie met de tong van een os. We noemen de gewone ossentong, omdat deze plant het meest algemeen is in ons taalgebied. Anchusa komt van het Griekse anchousa, waarmee verschillende leden van de ruwbladigenfamilie werden aangeduid. Ook was anchousa de naam voor ‘blanketsel’, een poeder waarmee het gezicht wit werd gemaakt. Wat de connectie met deze plant in dit geval is, is onbekend. Officinalis is gebaseerd op officina, dat in eerste instantie een ‘werkplaats’ betekent. In deze context wordt er een ‘apotheek’ of de ‘bewaarplaats van een kruidendokter’ mee bedoeld. Zo wordt aangegeven dat het om een geneeskrachtige plant gaat.
Gewone ossentong is een oorspronkelijk Aziatische plant, die al voor 1500 in Europa werd verspreid. Het jonge blad is eetbaar, maar de plant was vooral populair als geneesmiddel. Vooral tegen darmklachten, maar ook om het hart te versterken.
Eukaryoten – Diaphoretickes – Archaeplastida – Planten – Streptophyta – Phragmoplastophyta – Landplanten – Polysporangiophyta – Vaatplanten – Euphyllophyta – Zaadplanten – Bedektzadigen – ‘nieuwe’ Tweezaadlobbigen – Geavanceerde tweezaadlobbigen – Pentapetalae – Superasteriden – Asteriden – Euasteriden – Lamiiden – Boraginales – Ruwbladigenfamilie – Boraginoideae – Boragineae – Boragininae – Ossentong



