Blauwe passiebloem (Passiflora caerulea)
Betekenis naam: De Nederlandse benaming en de wetenschappelijke naam zijn identiek. Passiflora betekent ‘passiebloem’ en caerulea betekent ‘blauw’. De naam passie- komt van de overlevering dat Spaanse missionarissen deze bloemen gebruikten bij hun vertellingen over Jezus, na het ontdekken van deze planten bij aankomst in Amerika. De vijf kelk- en vijf kroonbladeren zijn 10 van de twaalf discipelen, Petrus en Judas uitgezonderd. De stampers zijn de nagels waarmee Jezus aan het kruis werd geslagen. De corona was de doornenkroon en de lange ranken van de planten moesten de zweep voorstellen. De drie schutbladeren staan voor de drie Maria’s bij het kruis. Het blauw van de bloem wordt ook met Maria geassocieerd.
Van de 550 soorten passiebloem (variërend van rankende klimplanten tot struiken en bomen) is dit in onze contreien de meest bekende, naast P. edulis die de passievrucht voortbrengt. Hij wordt wel verkocht als kamerplant, maar is met een beetje zorg ook in de tuin te houden. Hij is licht winterhard en moet tegen strenge vorst beschermd worden.
Eukaryoten – Archaeplastida – Planten (Viridiplantae) – Streptophyta – Phragmoplastophyta – Landplanten – Polysporangiophyta – Vaatplanten – Euphyllophyta – Zaadplanten – Bedektzadigen – ‘nieuwe’ Tweezaadlobbigen – Geavanceerde tweezaadlobbigen – Pentapetalae – Superrosiden – Rosiden – Eurosiden – Fabiden – COM-clade – Malpighiales – Parietal clade – Salicoids – Passiebloemfamilie – Passifloiroideae – Passifloreae – Passiebloem – Passiflora subgen. Passiflora – supersect. Stipulata – sect. Granadilatrum
