Abietoideae

Etymologie / betekenis naam: Afgeleid van de geslachtsnaam Abies, wat mogelijk komt van het Griekse abin of abios, wat ‘wie lang leeft’ betekent. Een andere mogelijkheid is het Latijnse werkwoord abeo, dat ‘vertrekken’ betekent. In deze context zou het ‘opstijgend’ of ‘zich verheffend’ betekenen, verwijzend naar de indrukwekkende hoogte die bomen uit het geslacht kunnen bereiken. Volgens andere bronnen is het afgeleid van het Indogermaanse abh, dat zoveel als ‘stromen’ betekent, en in deze context ‘saprijk’ aanduidt. Het geslacht bestaat dus uit harsrijke bomen.

Onderfamilie binnen de dennenfamilie, met als voornaamste geslacht de zilverspar (Abies), die ook de meeste soorten kent. Daarnaast vinden we hier de ceder, de hemlockspar en enkele kleine Aziatische geslachten.

Eukaryoten – Diaphoretickes – Archaeplastida – Planten – Streptophyta – Phragmoplastophyta – Landplanten – Polysporangiophyta – Vaatplanten – Euphyllophyta – Zaadplanten Naaktzadigen – Pinophtyta – Pinopsida – ConiferenDennenfamilie

Abietoideae

Links:
Wikipedia (en)