Betekenis naam / etymologie: Het woord berk komt in vele talen terug, en heeft zijn wortels in het Proto-Indo-Europese *bherHk, met als betekenis ‘stralend, helder’, verwijzend naar de witte bast. Betula komt mogelijk van het Latijnse batuare (‘slaan’), omdat van de twijgen van deze boom de levensroede werd gemaakt. Hiermee werden mens en dier vroeger ritueel geslagen ter bevordering van vruchtbaarheid en levenskracht. Volgens andere bronnen komt de naam uit het Keltisch.
Het berkengeslacht komt over het gehele noordelijk halfrond voor, met name in de noordelijke delen van de gematigde gebieden en in het echt koude noorden. Er zijn tussen de 30 en de 60 soorten. Het precieze aantal is onduidelijk omdat er diverse soorten zijn die soms als ondersoort van een verwante berk worden gezien. Ook vind er soms spontane hybridisering plaats. Het geslacht wordt verder onderverdeeld in 5 subgeslachten.
Eukaryoten – Diaphoretickes – Archaeplastida – Planten – Streptophyta – Phragmoplastophyta – Landplanten – Polysporangiophyta – Vaatplanten – Euphyllophyta – Zaadplanten – Bedektzadigen – Mesangiospermae – ‘nieuwe’ Tweezaadlobbigen – Geavanceerde tweezaadlobbigen – Pentapetalae – Superrosiden – Rosiden – Eurosiden – Fabiden – Fagales – Berkenfamilie – Betuloideae –
Berk (Betula)
- Betula subg. Betula
- Betula subg. Betulenta



